De laatste tijd overvalt hij me geregeld: de grote vraag waarom wij als mensen moeten dealen met aftakeling en sterfelijkheid. Mensen die ik de ene dag nog kwiek door de Albert Heijn zie lopen, schuifelen de andere dag achter een rollator. Steeds meer familieleden en kennissen zijn vertrokken naar gene zijde. En ook mijn dierbare viervoetertjes, die ik voorlopig nog niet wil en kan missen, worden met de dag ouder en zijn op weg naar hun einde. Waarom is dat zo? Waarom is de ‘schepping’ zo vormgegeven dat we om de beurt oud worden, aftakelen en doodgaan? Ik snap dat ‘eeuwig’ leven geen prettig vooruitzicht is maar als we ervanuit gaan dat onze ziel eeuwig leeft, of nog sterker, dat er aan gene zijde geen tijd is, waarom dan die aardse levenscyclus? Waarom toch al dat getob, steeds opnieuw die rouw en dat lijden?
Ik wilde het een vriendin voorleggen. We zaten even lekker op een bankje in de zon en spraken over haar hoogbejaarde moeder die lichamelijk van alles mankeert maar nog altijd van haar kinderen en kleinkinderen geniet. Ze snapte mijn vraag niet en begon over de veel gestelde en ook niet te beantwoorden vraag waarom de een ziekte en rampspoed ontmoet en de ander niet, waarom de een met een gouden lepeltje in de mond geboren wordt en de ander amper te eten heeft.
Ik dacht aan mijn eigen recent verworven ‘inzicht’ dat ik een ziel ben die voor dit leven heeft gekozen met al zijn ups en downs omdat ik als ziel dingen wil ervaren en leren en wilde iets in die trant antwoorden. De woorden bestierven op mijn lippen. Ik mag dat zelf wel zo zien maar dat betekent nog niet dat ik dat tegen een ander kan zeggen. Voor ik het weet zeg ik dan tegen een ander dat hij zelf (zijn ziel) voor de hem overkomen ellende heeft gekozen. Ik mag dan zelf wel ‘vrede’ hebben met mijn verleden, maar dat betekent niet dat mijn broers en zussen dat ook moeten hebben. En wat zeg ik tegen mijn zusje die haar dochter verloren is? En tegen mijn nichtje dat chronisch ziek is? Ik moet denken aan een artikel dat ik ooit van een collega kreeg toen mijn vader de diagnose kanker had gekregen: “Waarom wil ik kanker?” Het was goed en wijs bedoeld maar ik ben er heel boos op geworden.
Ergens heb ik zelf het antwoord al gegeven: dat getob en dat lijden is er omdat wij als zielen dingen willen leren. En zolang we reïncarneren zijn we blijkbaar nog niet uitgeleerd. Tegelijkertijd blijft de vraag staan waarom wij zielen überhaupt alsmaar dingen moeten en willen leren. Waarom zijn we als ziel niet volmaakt? Hoe kan een ziel niet volmaakt zijn als ze een Goddelijke oorsprong heeft? Als ze een druppel in de oceaan is? Of nog beter: de oceaan in een druppel? Vragen die uitnodigen tot verdere reflectie en studie. Het lijkt erop dat hoe meer ik leer, hoe meer ik me ervan bewust word dat ik zo weinig weet. En waarschijnlijk ook niet kan weten. Wordt vervolgd…
Comments